Het lijkt traditie geworden dat we de dagen in onze samenleving een specifieke naam inclusief betekenis gaan toekennen. Gisteren was het de Dag van de Palliatieve Zorg. Heel wat berichten op sociale media beschrijven dat deze dag in het teken staat van de zorg voor mensen die in de laatste fase van hun leven zijn. Ik ben er zeker van dat voor patiënten, naasten en hulpverleners die zich met hart en ziel inzetten, deze dagen wel degelijk een zekere zin en draagwijdte hebben. Maar hoe zit dat met de politieke partijen en de beleidsmensen met nul kennis aan zorg en ervaring op de werkvloer, de topmanagers waarvan velen de zorginstellingen momenteel runnen als productiebedrijven?
Voor mij stond gisteren – 14 oktober – in het teken van rouw. Rouw om mijn verloren droomjob waar het mijn missie was om mensen te helpen. De voor mij meest waardevolle functie in deze maatschappij waarvan ik in mijn ogen nog steeds onrechtmatig beroofd werd. Wat achterbleef waren gevoelens van onmacht, verlies en verdriet. Een stekende pijn die bij momenten nog hevig de kop kan opsteken. Het verlies van een waardevolle job is een verdomd moeilijk rouwproces.
Zeven jaar heb ik de eer gehad om in een wondermooi, uitmuntend team te mogen werken waar het – toevallig of niet, met zeven mooie zielen – onze dagelijkse missie was om mensen in een palliatieve of terminale setting te ondersteunen. Covid, ziekte en pensionering deden ons team onvoorziens uit elkaar vallen. Tijd om afscheid te nemen van elkaar gunde de eerste covid-pandemie ons niet. Als er iets is dat ik de voorbije jaren heb geleerd, dan is het dat een waardig afscheid cruciaal is om een rouwproces aan te vangen. Wat ons team zo bijzonder maakte? Onze verschillende karakters en de professionaliteit, de expertise waar we allen over beschikten vulden elkaar naadloos aan. Onze persoonlijke gevoelens die van tijd tot tijd naar de oppervlakte kwamen bij het begeleiden van zware cases, konden in het grootste vertrouwen met elkaar gedeeld worden. Iedere dag was het als thuis komen bij deze kleine, warme familie. We beseften allen dat dit team zeldzaam was en dat er aan deze werkdroom op een dag een einde zou komen en zo geschiedde.
Ondertussen ben ik vier jaar en verschillende jobs later. Helaas heeft geen enkele functie, geen enkel team de wezenloosheid kunnen vullen. Een leemte veroorzaakt door gebrekkige, oneerbiedige communicatie van hogerhand uit. Wat bij me achterbleef was een gevoel van onrecht, gesticht door misbruik van macht wat ervoor zorgde dat ik als werkkracht – die zich 17 jaar lang met hart en ziel voor een instelling heeft ingezet – mijn ontslag indiende. Mede door een allergie die met de jaren steeds groter werd, een overgevoeligheid aan corruptie die leidde tot deze beslissing.
Nog steeds ben ik zoekende naar een job in de palliatieve zorg, naar een team voor wie ik een aanvulling kan betekenen. Een groepje van mensen met het hart op de juiste plaats, met dezelfde roeping. Deze lange zoektocht stemt me vaak radeloos. Toch blijf ik hopen omdat ik geloof in gerechtigheid, dat wie geeft, goed doet en verantwoordelijkheidszin heeft, uiteindelijk opnieuw goed zal ontvangen. Men zegt dat men uit pijn en verdriet leert, ook dat was het geval want vier jaar geleden koos ik voor een touwloos leven. Het doorknippen van draden van angst en onzekerheid maakten ruimte voor zelfontwikkeling in mijn tijd en ruimte, daar waar er niet langer een plek is voor toxiciteit.
De Tijd had een interview met prof. Wim Distelmans. Ik las woorden waarin ik veel erkenning in kon vinden en die aanspoorden om te schrijven wat ik al vier lange jaren niet durf. Is het mijn doel om tegen zere schenen te schoppen? Zeker niet. Maar misschien sta ik nu alweer een stap dichter in mijn rouwproces en vinden vele zorgers erkenning in wat ik schrijf. Omdat ik heel goed weet dat ik niet de enige rouwende ben om een droomjob.
Ik citeer prof. Wim Distelmans:
“Ik heb een enorme aversie tegen macht, tegen hiërarchie ook. Daarom haal ik er zo’n voldoening uit om patiënten de regie te geven. Mijn drijfveer is verontwaardiging. Er is nog veel om verontwaardigd over te zijn.”
Hij windt zich onder meer op over de palliatieve thuiszorg, die mogelijk maakt dat mensen in de laatste fase in hun eigen omgeving worden geholpen: “De 15 teams die daarvoor in Vlaanderen instaan, zitten diep in het rood. Per patiënt krijgen ze subsidies, maar die zijn beperkt en al 25 jaar niet geïndexeerd. Als de overheid niets verandert, dreigt hun faillissement.”
Hij noemt het exemplarisch voor hoe onze maatschappij met de zwaksten omgaat: “Veertig jaar bekommer ik me om het lot van ongeneeslijk zieke mensen. En nog altijd zijn we, als we middelen voor hen zoeken, pensenkermissen aan het organiseren.”
Het volledige artikel lezen? Dat kan via volgende link: