In de supermarkt…
Het is zaterdag, late namiddag en ik sta in de wachtrij aan de kassa van de lokale supermarkt. Er staat een kranige bejaarde dame voor mij. Ik tuur onopvallend in haar rode, plastic boodschappenmand: twee gebakjes met slagroom, een potje smeerkaas, een klein wit brood, enkele sneden hesp en een zakje rode gummie beertjes. Terwijl we stapsgewijs de goederenband naderen merk ik op dat ze zeer moeilijk te been is. Ook haar fijne motoriek wil tijdens het uitladen van haar boodschappen op de ‘band des onheils’ niet mee.
 
Heb jij ook steeds meer en meer het gevoel dat boodschappen doen, vooral dan het afrekenen aan de kassa, wel een wedstrijd lijkt geworden waar je als consument getest wordt op de snelheid van je grijpreflexen? In een belachelijk tempo worden je goederen gescand. Als je verstand en armen het die dag laten afweten, wel dan riskeer je boodschappen die op de grond belanden of zich aan het einde van de kassa gaan opstapelen in een chaotische berg. De kassier man of vrouw blijft ondertussen naarstig scannen, want ook voor hen is het een dagelijkse wedstrijd en vermoedelijk ook een opgelegde werkregel om zo snel mogelijk te werken. Hoe de klant dit hele gebeuren ervaart, dat is bijkomstig.
 
Op haar eigen tempo legt de dame haar goederen op de band. De jonge deerne aan de kassa – ik vermoed een jobstudente – is enkel en alleen gefocust op de goederen en het scannen ervan. ‘Een hallo dag mevrouw’ krijgt haar oudere klant niet. Er kon wel een kleine ‘Klantenkaart?’ vanaf en dit alles zonder enig oogcontact te maken. Terwijl de dame hemel en aarde beweegt – om in haar toestand de boodschappen uit haar mand te laden – zijn bij het opnemen van haar laatste artikel alle vorige producten al gescand. De jonge dame moet wachten, zucht luidop, draait met de ogen en scant uiteindelijk het laatste artikel. Ondertussen zijn de gebakjes met slagroom langs het andere uiteinde van de band omgevallen. Eén voor één bergt de bejaarde dame haar boodschappen weg. Ze doet zo hard haar best om tempo te halen maar het lijf wil niet mee. Ze excuseert zich luidop door te zeggen: ‘Sorry dat het zo traag gaat ik ben nu éénmaal oud’. Waarop geen mens in de nabije omgeving reageert.
 
Omdat de jonge deerne geen geduld heeft is ze met haar snelle armen ook al mijn boodschappen aan het scannen dus zo kom ik naast de bejaarde dame te staan. Ik zie dat ze aangedaan is en leg mijn hand op haar schouder en zeg haar om tijd te nemen: ‘Ach mevrouw, doe rustig, het leven gaat al zo snel en op een dag zullen onze armen ook wat ouder en trager zijn. Niet waar lieve juffrouw?’ Waarna ik met de glimlach een blik wend tot de jonge deerne en deze me schaapachtig blijft aanstaren. Op het moment dat ik betaal heeft de bejaarde dame haar spulletjes in haar zakje. Ze slaakt een zucht en bedankt me voor mijn geduld.
 
We leven in een zogezegde ‘zorgmaatschappij’ die ouderen ondersteunt om langer thuis te blijven. Zo kan je als hulpbehoevend individu, de gevreesde opname in een woonzorgcentrum op een ietwat langere baan schuiven. Er is poets- en kookhulp, de huisarts komt langs, de familie als mantelzorgers, er zijn de fantastische teams van thuisverpleging die zich van patiënt naar patiënt haasten. Maar kunnen we de oudere mensen die nog een deel van hun autonomie willen behouden, die de moed vinden om op hun eentje boodschappen te gaan doen, kunnen we hen alsjeblieft wat meer tijd geven in deze belachelijk snelle maatschappij waar zelfs winkelen een verdomde uitdaging is geworden?
 
Foto’s: De Morgen en Libelle